Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V
(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 462]
| |
Anders voortglijden, enz. Al glippende voorwaarts bewogen worden: tot hier toe glipte hij, of het, voort. Ook oneigenlijk: de smet van het klamme vergift voortglippende. Vond. Bij aanhoudendheid glippen: hij bleef nog al voortglippen. Van hier voortglipping. |
|