[Voorsteng]
VOORSTENG, z.n., vr., der, of van de, voorsteng; meerv. voorstengen. Van voor en steng. Het eerste verhoogsel van den fokkemast, waarop men vervolgens wederom de bramsteng van dien mast plaatst: de groote steng, en voorsteng, of fokkesteng, werden beide van boven neder geschoten.