[Voorslag]
VOORSLAG, z.n., m., des voorslags, of van den voorslag; meerv. voorslagen. Van voorslagen, dat oulings de plaats van voorslaan bekleedde. De daad van voorslaan: bij den voorslagvan vrede. Het gene voorgeslagen wordt: aannemelijke voorslagen. Indien men op dien voorslagh hadt gelet Vond. De waarschuwende aanslag van eene klok, voordat zij eigenlijk slaat: veurslagh van de ure Kil. Voorslag voor zes uren. Anders ook verklikker, verklikkertje. Nopens veurslaghs wel weten, bij Kil. zie voorshands.