[Voormuur]
VOORMUUR, z.n., m., des voormuurs, of van den voormuur; meerv. voormuren. Van voor en muur. Een muur, en al wat eveneens ter beschutting gerekend kan worden te dienen: die stad strekt het land tot eenen voormuur. Een voormuur tegen de zee. Welcker voormuer de zee is, haer muer is van zee. Bijbelv.