[Voorbuurt]
VOORBUURT, z.n., vr., der, of van de voorbuurt; meerv. voorbuurten. Verkleinw. voorbuurtje. Van voor en buurt. Vries. forboaren. Eene buurt voor eene andere buurt, of voor iets anders: hij is uit de achterbuurt naar de voorbuurt verhuisd. Er ligt een klein voorbuurtje voor het dorp.