Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Volgreeks] VOLGREEKS. z.n., vr, der, of van de, volgreeks; meerv. volgreeksen. Van volgen en reeks. Eene reeks van op elkanderen volgende personen, of zaken: welk eene volgreeks van rampspoeden! De volgreeks van Fransche monarchen. Vorige Volgende