[Voetveeg]
VOETVEEG, z.n., vr., der, of van de voetveeg; meerv. voetvegen. Van voet en vegen. Verschilt van voetveger, die iemands voeten veegt, of hem vleit; en komt daarentegen overeen met voetdweil, voetslet, voetwisch. Eigenlijk eene dweil, slet, of wisch, waaraan men zijne voeten veegt. Overdragtelijk, iemand, die tot de verachtelijkste diensten gebruikt wordt: iemands voetveeg zijn. Halma.