[Viervoet]
VIERVOET, z.n., m., des viervoets, of van den viervoet; meerv. viervoeten. Verkleinw. viervoetje. Van vier en voet. In overeenkomst met drievoet, een ding, dat vier voeten heeft. Voorts is te viervoet bijwoordelijk, op eenen galop: hij rende te viervoet. Van hier viervoetig, van vier voeten voorzien: de viervoetige dieren.