[Vierkantig]
VIERKANTIG, bijv. n., zonder trappen van vergrooting. Van vierkant; zie ig. Vier kanten hebbende: eene vierkantige tafel. De lijsten daervan waren vierkantich, niet ront. Bijbelv. Bij zamentrekking, vierkant: vierkante taljoore. Kil. De posten des Tempels waren vierkant. Bijbelv. Iemand het vierkante gat uitwijzen, is, hem de deur uitzenden. Vierkant hout, is, bij Kil., evenveel als galghe. Een vierkante karel, is, een grove, sterke, in welken zin vierkant vergrootingstrappen heeft. Als bijw. beduidt het met kracht en spoed: ik wierp hem vierkant op den grond; of in eene vierkante gedaante: de stadt lagh vierkant. Bijbelv.