[Victalie]
VICTALIE, victualie, z.n., vr., der, of van de victalie; meerv. victalien. Even als het hoogd. victualien, eng. victuals, fr. victuailles, ital. vettouaglie, van het middeleeuw. lat. victualia ontleend, en ter aanduiding van den scheepsvoorraad van levensmiddelen gebruikelijk: de victalie was bedorven. Van hier victaliëren. Zamenstell.: victaliekooper, victaliemeester, enz.