[Verraderlijk]
VERRADERLIJK, bijv. n. en bijw., verraderlijker, verraderlijkst. Van verrader. Anders verradersch. Aan de handelwijze van eenen verrader gelijkende: welk een verraderlijk gedrag! Verraderlijke treken. Als bijw., op de wijze van eenen verrader: hij overviel hem verraderlijk van achteren. Van hier verraderlijkheid.