[Vergelijken]
VERGELIJKEN, bedr. w., ongelijkvl. Ik vergeleek, heb vergeleken. Van het onscheidb. voorz. ver en gelijken, van gelijk. Twee, of meer dingen, ter ontdekking van derzelver onderlinge gelijkheid, of ongelijkheid, nevens elkanderen beschouwen: vergelijk het eene handschrift met het andere. Napoleon met Caesar vergelijken. Een ding, als het evenbeeld, of de wedergade, van een ander, daarnevens plaatsen: hij vergeleek haar met Lucretia. Waerbij sal ick dit geslachte vergelijken? Bijbelv. Wederkeeriglijk, is, zich onderling vergelijken, een vergelijk met elkanderen treffen. Voorts is vergelijken bij Kil. ook nog vereffenen, vergelden, beloonen. Van hier vergelijk, vergelijkelijk, vergelijking.