[Verfoelien]
VERFOELIEN, bedr. w., gelijkvl. Ik verfoeliede, heb verfoelied. Van het onscheidb. voorz. ver en foelien, van foelie. Eenen spiegel met nieuwe foelie bekleeden: die spiegel moet verfoelied worden. Van hier verfoeliesel, de foelie van eenen spiegel, het metalen mengsel, waarmede men denzelven van achteren bekleedt.