Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V
(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 133]
| |
hier verduldigheid, geduld: ende sijn pijnlike haerde passie ende verduldicheit. v. Hass. Verduldighlick, Kil., bij wien men ook verdulden vindt. Zamenstell.: onverduldig, onverduldigheid. |
|