[Verbaalmonden]
VERBAALMONDEN, bedr. w., gelijkvl. Ik verbaalmondde, heb verbaalmond. Van het onscheidb. voorz. ver en baalmonden, dat nog in de Baronij van Breda gebruikelijk is. Doorbrengen; inzonderheid het goed van eenen onmondigen, die onder voogdij staat.: voert wil wij, dat niemant des anders goet verbaelmonden noch verbeuren en magh. v. Hass. Van hier verbaalmonder, doorbrenger, verspiller: verbaelmonder des goets. Kil.