[Veluwe]
VELUWE, z.n., vr., der, of van de veluwe; zonder meerv. De eigennaam van een bekend deel van Gelderland: op de dorre Veluwe. Hij zal voortaen de Veluw niet meer vegen. Vond. Dit woord is blijkbaar het tegenoverstaande van Betuwe, en zoo als dit batig, vruchtbaar, land beteekent, zoo moet het andere onvruchtbaar land aanduiden, en zamengesteld zijn uit auwe, ouwe, een veld, of beemd, en veel, vel, vaal, slecht. Zie landouw.