[Veldoverste]
VELDOVERSTE, z.n., m., des veldoversten, of van den veldoverste, meerv. veldoversten. Van veld, oul. feld, oorlog, oorlogsveld, en overste. Al wie in het oorlogsveld het bevel over een bijzonder leger voert: de Koning gebood dien veldoverste, zich met hem te vereenigen. Anders veldheer, van veld, voor oorlog, en heer, dux; derhalve dux belli; waarvan veldheerlijk, veldheerschap, enz.