[Veldhoen]
VELDHOEN, z.n., o., des veldhoens, of van het veldhoen; meerv. veldhoenderen. Van veld en hoen. Een bijzonder slag van vogelen, waaronder de patrijzen, kwartels, en andere min bekende soorten begrepen zijn, bij Linnaeus tetrao, en dus veel meer, dan het enkele perdrijs, dat Kil. als gelijkluidend wil hebben aangemerkt: gelijck een velthoen eijeren vergadert. Bijbelv.