[Veelvoudig]
VEELVOUDIG, bijv. n. en bijw., veelvoudiger, veelvoudigst. Van veel en voudig. Anders ook veelvuldig. Al wat door eene veelmalige opvouwing veelmalen verdubbeld is: zijn veelvoudig bewijs overtuigt mij nog niet. Den veelvoudigen lof des Heeren. Bijbelv., waar dit woord ook nog gebezigd wordt voor rijkelijk,