[Veelvoet]
VEELVOET, z.n., m., des veelvoets, of van den veelvoet; meerv. veelvoeten. Verkleinw. veelvoetje. Van veel en voet. Zeker slag van zeekatten, dat acht armen heeft, en daarom oudtijds den naam van Polypus voerde, dien men daarentegen hedendaags aan kleine dierplanten van onze binnenwateren geeft: in de Adriatische zee vindt men veelvoeten van eene verbazende grootte. Bij Vond. veelvoetvisch, in: als de veelvoetvisch zijn vijant in het nat gegreepen houdt. Voorts een bijzonder slag van ongevleugelde insekten, door Linnaeus Iulus genoemd.