[Veegsel]
VEEGSEL, z.n., o., des veegsels, of van het veegsel; meerv. veegsels. Al wat ergens van af, of ergens uit, geveegd wordt; doch weinig gebruikelijk, behalve in de zamenstell.: uitveegsel, of uitvaagsel; want dit woord luidt anders ook vaagsel. Van vagen, of vegen.