konden hem in sijn woort niet vatten. Bijbelv. Waar men ook nog vindt: wanneer een vijer uijtgaet, ende vatt de doornen, terwijl wij daarentegen hedendaags van dingen, die door vuur aangetast worden, zeggen, dat zij vuur vatten; eene spreekwijze, welke wij voorts ook nopens menschen bezigen, die in drift geraken: gij vat ook aanstonds vuur. Vlam vatten is in vlam geraken. Den kneep vatten is, het fijne van een gezegde, enz. bemerken en doorzien. Iets bij de hand vatten, is aanvangen, om zich daarmede onledig te houden: ik dien iets bij de hand te vatten, om mijn inkomen te vergrooten. Iemand bij de hand vatten is, in den Statenbijbel, evenveel, als deszelfs regterhand vatten, hem ondersteunen: Godt en sal den oprechten niet verwerpen; hij en vatt ook de boosdoenders niet bij de hant. Iemand bij zijn woord vatten, is, op de vervulling van dat woord aandringen. Iemand bij zijn zwak vatten, beduidt, zich zijn zwakte nutte maken. Iemand bij den neus vatten, beteekent, hem verschalken. Iemand om den hals vatten, hem omhelzen. Iemand bij den kop vatten, is, hem pakken, in hechtenis nemen. Iets bij den kop vatten, is, het opvatten: waarom vat gij geen boek bij den kop? Ergens post vatten, is, zich daar plaatsen en vestigen. Moed vatten, is evenveel als moed grijpen, of scheppen. In overeenkomst hiermede zegt men ook wel eens schrik, afkeer, enz. vatten: so worde ick beroert, ende mijn vleesch heeft een grouwen gevattet. Bijbelv. Iets vatten, is ook iets begrijpen, verstaan:
hij vat het nog niet. Ook in iets bedreven worden: hij zal het schrijven wel vatten. Onzijdiglijk, is vatten, van enten, en verplante gewassen, beginnen te groeijen: ik weet niet, of die boom daar wel vatten zal. Eindelijk is ergens op gevat, daaromtrent wel bij de hand, of daarop wel afgerigt, daartoe bekwaam, voorbereid; volgens Adelung, uit kracht van de beteekenis van zich bereiden, in welke sih fazzon bij Ottfrid. voorkomt; of in overeenkomst met het hoogd. sich fassen, zich van verstrooijing, aandoening, enz. herstellen, zijne tegenwoordigheid van geest hernemen; welk laatste ons boven de gissing van Adelung behaagt, omdat op alles gevat zijn, meer tegenwoordigheid van geest, dan voorbereiding, aanduidt. Behalve dit gevat, komt van vat-