VANGENIS, z.n., vr., der, of van de vangenis; meerv. vangenissen. Evenveel als gevangenis, waarvan het eene verkorting is: te houden oft te hebben vanghenisse in haren huijsen.v. Hass. 'k Heb 's Graven vangenis wel zeven jaren lang bezuurt. Vond. Za-