[Ungeren]
UNGEREN, bedr. w., dat thans verouderd is, maar, volgens Kil, weleer tooveren beteekende, van waar bij Kil. ungher, een toovenaar, en de zamenstell.: ungherhoere, eene tooverheks, en ungherseijeren, zeker plantgewas. Poot bezigt hiervoor eunjer: gij, Eunjers, die, in schemerige wouden, enz. Hier speelt een eunjer onder, en dit is tooverkunst. Anders ook unjer.