[Uitgenomen]
UITGENOMEN, een deelw. van uitnemen, dat men, even als behalve, en uitgezonderd, als voorzetsel en bijwoord gebruikt, en dat alsdan ook evenveel beteekent. Als bijw.: ik kom vast, uitgenomen, als het regent. Als voorzetsel: zij waren er reeds, uitgenomen mijn broeder. Ik gaf het een ieder, uitgenomen hem. Zij groette het gansche gezelschap uitgenomen mij. Oul. werd het ook voor uitnemend gebezigd: grootmoedighe Princes van uijtghenomen zinnen. Hooft.