[Twijfelachtig]
TWIJFELACHTIG, bijv. n. en bijw., twijfelachtiger, twijfelachtigst. Van twijfel en achtig, zie achtig. Aan twijfel onderhevig: het schijnt mij nog twijfelachtig. Als bijw., op eene twijfelende wijze: hij spraker steeds twijfelachtig van. Van hier twijfelachtigheid.