Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Tusschenzee] TUSSCHENZEE, z.n., vr., der, of van de tusschenzee; meerv. tusschenzeeen. Van tusschen en zee. Eene zee, waardoor gewesten of plaatsen vaneen gescheiden worden: over de tusschenzee van Enkhuizen naar Stavoren varen. Vorige Volgende