[Tusschenrijm]
TUSSCHENRIJM, z.n., o., des tusschenrijms, of van het tusschenrijm; meerv. tusschenrijmen. Verkleinw. tusschenrijmpje. Van tusschen en rijm. Eene mindere of meerdere hoeveelheid van dichtregelen, welke tusschen eenig onrijm ingevlochten is: dat tusschenrijmpje is niet onaardig.