[Tusschenpartij]
TUSSCHENPARTIJ, z.n., vr., der, of van de tusschenpartij; meerv. tusschenpartijen. Van tusschen en partij. Eene partij tusschen andere partijen: de zoogenoemde halve Arianen vormden eene tusschenpartij tusschen de Arianen en de Athanasianen. Er werden tusschen de ondertrouw en de bruiloft eenige tusschenpartijen aangelegd.