Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Tusschenlucht] TUSSCHENLUCHT, z.n., vr., der, of van de tusschenlucht; zonder meerv. Van tusschen en lucht. De lucht, welke men ergens tusschen vindt: de dampkringen van onze en andere planeten worden door de tusschenlucht vaneen gescheiden. Vorige Volgende