[Trommelstok]
TROMMELSTOK, z.n., m., des trommelstoks, of van den trommelstok; meerv. trommelstokken. Verkleinw. trommelstokje. Van trommel en stok. Een stok, waarmede men op den trommel slaat. Zamenstell.: trommelstokboom, zeker slag van kassia, anders pijpkassia genoemd.