[Treeft]
TREEFT, z.n., vr., der, of van de treeft; meerv. treeften. Verkleinw. treeftje. Eigenlijk, een ijzeren drievoet, die men op het vuur zet, om daarop wederom eene pan, eenen pot, enz. te plaatsen: zet de pan op de treeft. Voorts ook een ander, te zelfden einde geschikt, en soortgelijk, werktuig, zonder pooten, en met een oog in deszelfs langen steel, vastgehecht aan eenen ijzeren bout, zoo dat men het over en van het vuur draaijen kan: is de treeft al geschuurd? Ook oul. alle andere drievoet: gheseten op Apollo's gouden treeft. Z.N. Zamenstell.: draaitreeft.
Treeft, eng. trevet, fr. trepied, ital. treppie, treppiede, trespido, trespito, trespodo, trespolo.