[Toffel]
TOFFEL, z.n., m., des toffels, of van den toffel; meerv. toffels. Eene muil, zonder achterleder: zij had een paar oude toffels aan. Van hier pantoffel. Zie dit woord.
Toffel, neders. en zweed. ook toffel, finl. toffeli, ijsl. tapla, hong. tzipelo, is eigenlijk een houten tafel, die aan de voeten gebonden wordt.