Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V
(1810)–P. Weiland–
[pagina 141]
| |
zonder meerv. Al wat aan iemand wordt toegezegd: Arenbergh begon te duchten, dat het uit den toezegh vaaren zou. Hooft. Van toezeggen. |
|
[pagina 141]
| |
zonder meerv. Al wat aan iemand wordt toegezegd: Arenbergh begon te duchten, dat het uit den toezegh vaaren zou. Hooft. Van toezeggen. |
|