[Toewenken]
TOEWENKEN, bedr. en onz. w., gelijkvl. Ik wenkte toe, heb toegewenkt. Van toe en wenken. Bedr., door wenken te kennen geven: zij wenkte mij zulks toe. Onz., iemand eenen wenk geven: ik zag, dat hij mij toewenkte. Voortwenken: ja, ja, wenkmaar toe!