[Toetsen]
TOETSEN, bedr. w., gelijkvl. Ik toetste, heb getoetst. Eigenlijk, met den toetssteen aanraken, daarmede beproeven: wilt gij dat goud eens voor mij toetsen? Evenveel hoe en wat beproeven: ik wil hem eens toetsen. Verzoek mij, toets mijn' krachten. L.D.S.P. Van hier toets, toetsing, enz. Zamenstell.: toetssteen.
Toetsen is verwant aan het eng. touch, fr. toucher, it. toccare, sp. tocar.