[Toestuiven]
TOESTUIVEN, onz. w., ongelijkvl. Ik stoof toe, ben toegestoven. Van toe en stuiven. Voortgaan met stuiven: stuif maar toe. Stuivende naderen: er stoof ons eene wolk van assche toe. Oneigenlijk, onstuimig naderen: hij kwam aanstuiven, en ik stoof ook toe.