[Toemaat]
TOEMAAT, z.n., vr., der, of van de toemaat; meerv. toematen. Verkleinw. toemaatje. Al wat boven de eigenlijke maat aan iemand toegemeten wordt, overmaat, toegift: die melkmeid geeft geene de minste toemaat. Zamenstell.: toemaathooi, volgens Kil. laat hooi. Van toemeten.