[Toelichten]
TOELICHTEN, bedr. en onz. w., gelijkvl. Ik lichtte toe, heb toegelicht. Van toe en lichten. Bedr., bijlichten: zij nam de kaars en lichtte mij toe. Figuurl.: wat laater licht ons de fraaije historieschrijver Ammianus Marcellinus toe. Wagen. Onz., sterk door lichten: het begint wakker toe te lichten. Van den dageraad, of weerlicht, gesproken.