[Toegieten]
TOEGIETEN, bedr. en onz. w., ongelijkvl. Ik goot toe, heb toegegoten. Van toe en gieten. Onz., sterk voortgieten: giet wat toe. Aanvangen met gieten: giet nu vrij toe. Aanhouden met gieten: hij goot steeds toe. Bedr., door het ingieten van iets, dat gesmolten is, toesluiten: een gat met gesmolten lood, pek, enz. toegieten.