[Toedrukken]
TOEDRUKKEN, bedr. en onz. w., gelijkvl. Ik drukte toe, heb toegedrukt. Van toe en drukken. Bedr., al drukkende sluiten: hij begeerde, dat ik hem de stervende oogen toedrukte. Onz., aanvangen met drukken: druk nu maar toe! Sterk drukken: druk wat meer toe! Voortdrukken: hij drukt onbekommerd toe. Van hier toedrukking.