[Tijdelijk]
TIJDELIJK, bij Kil. tijdtelick, bijv. n., zonder trappen van vergrooting. Al wat niet tot de eeuwigheid, maar tot den tijd behoort: tijdelijke goederen. Dit tijdelijke leven. Het tijdelijke met het eeuwige verwisselen. Al wat tot denzelfden tijd behoort: het moet door den tijdelijken voorzitter gedaan worden. Voorts is tijdelijk bij Kil. even als het neders. tidelich, hoogd. zeitlich, en zitelich, citlihh, bij Kero en Notk., evenveel, als tijdig; en het bijw. tijdelijk, bij Halma, en tijdelicken bij Kil., evenveel als tijdiglijk. Van tijd. Zie lijk.