[Terwijl]
TERWIJL, bijw. en voegw. Bij Kil. ter wijle en te wijle. Van wijl en ter, uit te en der. Zie ter. Als bijw., intusschen, onderwijl: terwijle moogt ge met dees kindren u vermaken. Vond. Als voegw., gedurende dat: terwijl hij zich en 't volk regeert. Vond. Terwijl de Fransse magt haar erfland set in koolen. Oudaen.