[Tegenzijde]
TEGENZIJDE, z.n., vr., der, of van de tegenzijde; meerv. tegenzijden. Van tegen en zijde. De zijde, die tegen eene andere zijde overstaat: keer het blaadje nu eens om, en beschouw de zaak eens van de tegenzijde. In het hoogd. gegenseite, rückseite, kehrseite.