[Tegendraai]
TEGENDRAAI, z.n., m., des tegendraais, of van den tegendraai; meerv. tegendraaijen. Verkleinw. tegendraaitje. Van tegen en draai. Een draai, die tegen den vereischten draai aanloopt: hij hield het wiel niet slechts tegen, maar bragt het in eenen tegendraai.