[Tegenbewijs]
TEGENBEWIJS, z.n., o., van het tegenbewijs; meerv. tegenbewijzen. Verkleinw. tegenbewijsje. Van tegen en bewijs. Een bewijs voor het tegenoverstaande van eene zaak, waarvoor men insgelijks bewijzen heeft aangevoerd: zijne tegenbewijzen schijnen mij krachtiger, dan des anderen bewijzen.