Tegel, Kil. teghel, neders., zweed. tegel, hoogd. ziegel, Tatian. ziegala, in een oud gedicht cigelo, pool. cegla, angels. tigla, eng. tile, till, fr. tuile, ital. tegola, komt van het lat. tegula, en daarmede van tegere, dekken, en schijnt intusschen verwant aan tigchel, diggel, en teil, zie tigchel en teil.