[Takkebos]
TAKKEBOS, z.n., m., van den takkebos; meerv. takkebossen. Verkleinw. takkebosje. Van tak en bos. Een bos van zamengebondene takken: dat niet tot kloofhout deugt, is goed voor takkebossen. In plaats van dit woord vindt men bij Kil. dat van tackelingh; terwijl takkeling bij Halma daarentegen een vogel is, die nog niet vliegen kan, maar slechts van den eenen tak op den anderen huppelt.