Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Tafelvriend] TAFELVRIEND, z.n., m., des tafelvriends, of van den tafelvriend; meerv. tafelvrienden. Van tafel en vriend. Een vriend, wien men dikwijls aan zijne tafel onthaalt: het is een tafelvriend van mij. Vorige Volgende