[Tafelhouder]
TAFELHOUDER, z.n., m., des tafelhouders, of van den tafelhouder; meerv. tafelhouders. Van tafel en houder. Iemand, die eenen tafel voor anderen houdt, of een bepaald getal van gasten tegen eenen vastgestelden prijs spijzigt: wij aten aan de akademie bij eenen en denzelfden tafelhouder.